Onderdelen Schutterij

Bordjesdrager

Elke schutterij dient, volgens de reglementen, vooraf te worden gegaan door een persoon met het naambord van de desbetreffende vereniging: de bordjesdrager.

Op dat bord dient minimaal de naam van de vereniging en het nummer in de optocht te staan.

In de jaren ’70 en ’80 werd de bordjesdrager langzamerhand ‘ingelijfd’ bij de schutterij. Hij kreeg een heus uniform en hij of zij belandde op de lijst van wedstrijdonderdelen en strijdt tijdens de optocht samen met de andere bordjesdragers voor de titel ‘beste bordjesdrager’. De Bordjesdrager heeft geen formele rang.

Het wedstrijdonderdeel ‘beste bordjesdrager’ vindt plaats tijdens het defilé. De bordjesdrager wordt alleen beoordeeld indien hij of zij een uniform draagt van de schutterij waarvan hij deel uitmaakt. Wordt hieraan niet voldaan, dan volgt geen beoordeling, op de beoordelingslijst wordt dan vermeld geen uniform.

Bieleman

Een bieleman (bijlman) is een man die voorop loopt in optochten van schutterijen

In het verleden was de functie van de Bielemannen om met hun bijlen eventuele hindernissen uit de weg te ruimen. Doorgaans dragen ze een kolbak, een zware baard, een leren voorschoot en een bijl met een lange steel. In vroeger tijden zouden de bielemannen het recht hebben gehad om huizen te doorzoeken naar dienstmeisjes, tegenwoordig houden ze het bij het omhelzen van toeschouwsters. Valse baarden kwamen ook in het verleden voor, als een jonge sappeur (nog) geen behoorlijke baard van zichzelf had. 

Tambour-maître

U hebt hem vast wel eens gezien, de tambour-maître; de man die al marcherend voor zijn korps de maîtrestaf hoog in de lucht werpt om hem een paar passen verder weer keurig op te vangen. Applaus klatert op, maar hij schrijdt onbewogen verder, nog meer rechtop dan voorheen. Het publiek houdt de blik op hem gericht en vraagt zich in spanning af wanneer hij het nog eens zal doen.

De functie van Tambour-maître ontstond al eeuwen geleden. Hij was al bekend bij de oude Grieken en Romeinen. In de cultuur van laatstgenoemden werd hij aangeduid als ‘major – domus’. Hij dirigeerde niet alleen een groep muzikanten, hij begeleidde ze ook en daarvoor voerde hij een indrukwekkende stok met zich mee.

Hiermee maakte hij ruim baan voor de achter hem marcherende groep. Dat gebeurde later zelfs te paard. De benaming ‘major-domus’ werd geleidelijk vervangen door ‘tambour-maître’, de meester (leider) van de tamboers.

Behalve met de stok is het de tambour-maître ook toegestaan verbale commando’s te geven. Daarnaast kan hij ook bevelen geven met de hand. De stok gebruikt hij echter altijd bij de presentatie van het korps en bij het groeten tijdens een parade of defilé.

Tambours

Een trommelslager (ook wel trommelaar of tamboer) is iemand die op een trommel slaat met een bepaalde functie. In de middeleeuwen werd de trommelslager gebruikt om tijdens de marsen van de legers het tempo aan te geven. Vaak wordt gedacht dat de tamboer een jonge man was die nog niet geschikt was om te vechten, maar dat is niet waar: tamboers waren volwaardige soldaten met een zeer specifieke taak. Tijdens het gevecht gaf de tamboer middels een wisseling van slagen de bevelen van de krijgsheer door met zijn trommel. Naast voor het geven van signalen werd de trom gebruikt om marsen ordelijk te laten verlopen en te verlichten. Ook bij de geschutsexercitie speelde de tamboer een belangrijke rol.

Tamboers maken deel uit van schutterijen, fanfarekorpsen en harmonieën, waarbij het slagwerk meestal het ritme aangeeft. Vaak worden tamboers gezien als deel van het orkest, maar meestal spelen tamboers ook specifieke muziekstukken.

Vaak werden de trommelaars ondersteund door hoornblazers die signalen konden weergeven over grotere afstand. Een voorbeeld daarvan is te zien in westernfilms waar de cavalerie onder luid hoorngeschal net op tijd verschijnt.

Marketentster                                            

Een marketentster (ook: marketenzer, zoetelaar of zoetelaarster) was een kampvolgster die gerechtigd was om aan soldaten waren te verkopen zoals drank, voedsel en kleine benodigdheden voor het dagelijks leven. Drank verkochten ze uit het typische marketentstervaatje dat ze op de heup droegen. Men moet haar niet verwarren met de wasdame van een legereenheid. Vaak was deze vrouw getrouwd met een militair beneden de rang van onderofficier. In kampen en kazernes dreven ze vaak een soort café. Het leger kende toentertijd nog geen eigen kantinedienst. In de permanente kazernes van de staande legers van de latere negentiende eeuw dreven de marketentsters de soldatenkantine en verrichtten soms ook werkzaamheden als het wassen en onderhouden van de kleding van de soldaten.

In de negentiende eeuw werd in het Nederlandse leger de functie van marketentster aan strikte regels gebonden. Zo werd onder andere bepaald dat de marketentster getrouwd moest zijn met een lid van het onderdeel. Ook werd vastgelegd wat zij mocht verkopen en tegen welke prijs. Naast een uniform dat een sterke gelijkenis vertoonde met dat van haar eenheid, kreeg de marketentster ook een penning waarop haar naam en het legeronderdeel was vermeld. Het Nederlandse leger kende nog tot in de twintigste eeuw marketentsters. Daarna werd hun functie overgenomen door de kantinedienst. De Koninklijke Landmacht maakt bij ceremoniële gelegenheden nog gebruik van marketentsters.

Sinds 1973 hebben de Limburgse schutterijen weer officiële marketentsters in uniform, die ook aan wedstrijden deelnemen.

Het begrip is mogelijk afgeleid van het middeleeuws Latijnse mercatare (handeldrijven).

Commandant

De commandant van een schutterij is verantwoordelijk voor de goede orde van de schutters tijdens een optocht of andere optredens van de vereniging .

Hij zorgt er voor dat de schutters de bevelen kennen en opvolgen, zich gepast gedragen en correct gekleed gaan. Hij zal hun er op wijzen als dit niet het geval is.

Hij geeft luid en duidelijke bevelen en wordt door de jury tijdens een optocht hierop beoordeeld. Ook oefent hij met schutters in het exerceren, het gelijktijdig opvolgen van commando’s volgens de “oude” of de “nieuwe” exercitievoorschriften.

Vaandeldrager

Het vaandel is net als bij iedere vereniging het herkenningsteken van de schutterij.

Sinds mensenheugenis speelt het vaandel een belangrijke rol, zowel in de samenleving alsook binnen de legers.

Nog steeds symboliseert het vaandel trouw aan en eerbied voor kerk en vaderland. Zonder een proper vaandel mag het gezelschap zich niet eens een schutterij noemen.

Op dat vaandel is nagenoeg zonder uitzondering de naam van het gezelschap, de (vermoedelijke) datum van oprichting en eenAchter de officieren marcheren de geweerdragers of soldaten. In rotten van vier (oude exercitie), het geweer aan de rechterschouder, vastgehouden door een gebogen arm met de hand aan de riem. Of in rotten van drie (nieuwe exercitie) met het geweer over de schouder, gestrekte arm, hand onder de kolf. In wezen loopt hier het kerncorps van de schutterij. Dit zijn de mannen (en in toenemende mate ook vrouwen), die als broeders met elkaar vorm en inhoud geven aan het schuttersgebeuren. Want ongeacht rang of stand, schutters zijn gelijk. afbeelding van de beschermheilige of schutspatroon geborduurd.

Nog steeds is het een ‘doodzonde’ wanneer het vaandel de grond raakt. Slechts de koning(in), paus en bisschoppen mogen bij bijzondere gelegenheden over het vaandel schrijden

Konings- en Keizerpaar

De meest markante figuur van de schutterij is zonder twijfel de koning, al dan niet vergezeld van een prachtige koningin. Omhangen met een prachtig palet van zilveren koningsplaten, vormt hij letterlijk en figuurlijk het schitterende middelpunt van de vereniging. En zo wordt hij door de andere schutters ook bejegend.

Elke schutter kan koning worden.

Naar een eeuwenoud gebruik wordt er jaarlijks door de leden van de vereniging volgens het reglement geschoten ‘op den vogel’. Omgeven met een feestelijk ritueel dat per vereniging verschilt, wordt een stevig blok hout met de (rudimentaire) vormen van een vogel op een hoge stang geplaatst.De laatste tijd moet er vanwege de milieuproblematiek vaak gekozen worden voor een houten plaat, wat toch minder charme heeft.

Hij (of zij) mag zich gedurende het komende jaar koning van de schutterij noemen. Ook worden de zilveren koningsvogel en de koningsplaten over de schouder gehangen. Na zijn ‘ambtsperiode’ dient de koning een eigen zilveren plaat aan de collectie toe te voegen. Elke koning laat een zilveren schild maken, waarop zijn naam, de naam van schutterij / -gilde en het jaar van zijn koningschap staan. Meestal wordt in het ontwerp iets persoonlijks toegevoegd, zoals een afbeelding of term die verwijst naar het beroep, familienaam of de functie

binnen de schutterij. In de loop der jaren zijn dus vele schilden gemaakt en die worden gedragen door de huidige koning.

In voorbije tijden was dit een van de belangrijkste vormen van kapitaalaccumulatie.

Schiet de koning drie keer (achter elkaar) de vogel af, dan wordt hij tot keizer gekroond. Een erefunctie, die hij in principe tot aan het einde van zijn leven behoudt.

Officieren

Achter het vaandel marcheren de officieren als ‘nazaten’ van de aloude schutten- of broedermeesters. Zij bekleden in tegenstelling tot hun voorvaderen weliswaar niet meer automatisch een functie in het bestuur van de schutterij, maar zijn toch min of meer de ‘meest aanzienlijken’ van het gezelschap. Hun rang kregen zij waarschijnlijk als dank voor jarenlange inzet voor de vereniging. Dus mogen zij zich tooien met een fraaie pluim op de hoed, epauletten op de schouders, sjerpen om de heup en gouden biezen langszij de broek. Aan hun riem een sabel. Tot het officierskorps behoren luitenanten, majoors, kolonels en generaals.

Geweerdragers

Hospitaalsoldaat

Als laatste komt de hospitaalsoldaat. Deze gediplomeerde EHBOer loopt achteraan in de optocht. Hij draagt geen geweer maar een tas. In zijn tas zitten eerste hulp spullen. Op de mouw en op de tas draagt hij een rood kruis.